PREFERRED TERM
ruiken
TYPE
http://purl.org/linguistics/gold/Verb
DEFINITION
Reuk opnemen, inademen, gewaarworden door middel van den reukzinDutch
Reuk van zich geven, reuk verspreiden
ENTRY TERMS
- dampen
- dampen; stuiven
- rêken; fumigare;: rooken
- rieken
- rieken; ruken
- rieken; rûken
- rooken
- ruycken
EXAMPLE
- Riecken. Olere, redolere, odorare, odorem reddere, odorem spirare, kil. Ving-koord, … Een kruyt dat lustigh bloeyt, maer niet en plag te rijcken, Gy, laet geen vreemden reuck aen uwe leden blijcken, cats 1, 257 b [1625].; Sy dreygt, en nimmer slaet, sy schreyt, en noyt en sucht, Sy blinct, en heeft geen glans, sy blaest, en geeft geen lucht, Sy rijct, en heeft geen reuc, Z. Nacht. 1, 63 (gezegd van de schilderkunst, of liever: van het door de schilderkunst gewrochte, afgebeelde).; De Pis der Dieren … is een helder geelagtig riekend Vogt, Berkhey, N.H. 5, 168 [1805].; [Met een bepaling van hoedanigheid:] Sterck riecken. Sentir fort. Perolere, plant. [1573].; De reuck der neusen onderkent de reuck van yeder ding hoedanig yet ruikt, Comenius, Deure d. Taelen 133 [1662].; De leeuw (sprak) (tot den vos), zeg my, hoe riekt het in dees zael? Coninckx, Fab. 217 [1808].; Die doos riekt Engelsch …, die is in Engeland gemaakt of er is Engelsch goed in geweest, V. lennep, K. Zev. 1, 128 [1865].; Zooals nieuwe schoenen ruiken, V. looy, Jaapje 14 [1917].; Wel riecken. Sentir bon. Gratum olere, … fragrare, plant. [1573]. Geurig rieken, giron.; In een schoon prieel, daer de bloemkens wel roken, Leuv. Bijdr. 4, 333.; Hoe soetjes ruyckt dat hoy! bredero 3, 241 [161.].; De lucht van kruit en bloem rieckt heilzaem en gezont, Vondel 10, 392 [1664].; Die prijsselijcke Roos, die eerst begon t'onluycken, En voor de kenders van sijn deught soo soet te ruycken, Starter 313.; De Salf-verkooper bereyt den wellustigen parfuymen (ruyckwerck), wel rieckende seep-balletjes en roock-werck, met het welcke sylieden overgooten zijnde, lieffelijck ruycken, Comenius, Deure d. Taalen 137 [1666].; Geen amber riekt zo zoet, Vollenhove, Poëzy 385.; De veltviool riekt zoet, zoet riekt de hiacint, Schermer 208 [1707].; Ei zie dees Pronker eens! … Hy 's prachtig gechambreerd; Wel gecoëffeert; En o wat riekt hy geurig! Wolff en deken, Econ. L. 3, 6 [1781].; Hoe liefelijk rieken deze bloemen, Loosjes, Bronkh. 6, 87 [1807]; Het cierlijk kruis van uitlandsch hout, Dat geurig riekte als lenterozen, v. lennep, Poët. 3, 50 [1831].; Ze (de bloemen) rieken zoo goed! consc. 2, 170 a [ed. 1868]. De selder riekt wel lekker, Dautzenberg, Verspr. en Nag. Ged. 180.; Een weynich qualick riecken. Sentir quelque peu mauvais. Subolere, Plant. [1573]. Dat seer qualick rieckt. Qui sent fort mal. Graueolens, Plant. [1573].; Pier stinckt door seven eicken deuren, En kijft om kleine quade geuren: Pier is een averechts gesel: Hy rieckt te qualick en te wel, Huygens 2, 161 [1642].; Waer toe soo veel parfuyms gebruyckt? Het schijnt datter wat schuylen moet: Hy ruyckt niet wel, die altijdts ruyckt, V. beaumont 71 [c. 1620].; Fy! jou stanck van Moskeljaat Ruyckme wat te vuns en quaat, V.d. venne, Taf. v.d. B.W. 247 [1635].; De tabak … heeft … wel eens een ouwelijke lucht, een kelderlucht of ruikt soms wel onfrisch of duf, Bertram, Tabak 74 [1896].; Omdat de arme menschen zoo vies waren en zoo akelig roken, Couperus, Kl. Z. 2, 161 [1901].; Hij stak zoo frisch in zijn kleertjes, hij rook niet vies, Schart.-ant., Sprotje 2, 47 [1909].; Tafels, waarop, tusschen vieze, zuur-riekende plasjes — bier, waarin asch gemorst — … bierpotten stonden, Robbers, Gel. Fam. 53 [1909].; Over 't welck (t.w. Christus' lichaam, in de hostie veranderd) de Geest Der Duive hangt met schitterende wiecken, Die … naer Paradijsdauw riecken, Vondel 4, 519 [1645].
BELONGS TO GROUP
URI
http://data.odeuropa.eu/vocabulary/dhsv-sw/ruiken
We're open to collaboration, feel free to send us your suggestions to odeuropa.queries@gmail.com